Deze richtlijn bepaalt:
a) de voorwaarden voor toegang en verblijf voor langer dan 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten, evenals de rechten, van onderdanen van derde landen en hun gezinsleden in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming;
b) de voorwaarden voor toegang en verblijf, evenals de rechten, van de onder a) bedoelde onderdanen van derde landen in een andere lidstaat dan de lidstaat die als eerste deze onderdanen van derde landen een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon op basis van deze richtlijn afgeeft.